Statiestiek (dutch)
1 GEGEVENS VERWERKEN
Theorie
Operationaliseren: het vertalen van begrippen in meetbare kenmerken ofwel variabelen.
Er worden vier meetniveaus onderscheiden:
- Nominaal niveau (onderscheidingsnaam toekennen: codering) kwalitatief
- Ordinaal niveau (nominaal niveau met volgorde) kwalitatief
- Interval niveau (nominaal, ordinaal niveau met gelijke verschillen) kwantitatief, discreet of continu
- Ratio niveau (nominaal, ordinaal niveau, interval met gelijke verhoudingen) kwantitatief, discreet of continu
De frequentietabel is een tabel waarin naast de categorien van de onderzoeksvariabele de frequenties ofwel aantallen van elke categorie bepaald zijn. In de frequentietabel kunnen ook de kolommen met relatieve frequenties , cumulatieve fequenties en cumulatieve relatieve frequenties opgenomen zijn.[pic 1][pic 2][pic 3][pic 4]
absolute frequentie[pic 5]
relatieve frequentie[pic 6]
procentuele score[pic 7]
cumulatieve frequentie[pic 8]
cumulatieve relatieve frequentie[pic 9]
- Horizontale en vertical staafdiagram
- Stapeldiagram
- Cirkeldiagram
- Beelddiagram
- Naalddiagram
- Polar area diagram
Een histogram is een staafgrafiek waarvan de staven tegen elkaar geplaatst zijn.
Een frequentie polygoon is een lijngrafiek die ontstaat door de klassenmiddens met elkaar te verbinden. Laat de eerste en de laatste klasse voorafgaan respectievelijk volgen door een klasse met eenzelfde klassenbreedte als de eerste respectievelijk de laatste klasse, beide met frequentie 0. Verbind de polygoon met de bijbehorende klassenmiddens van deze toegevoegde klassen met een stippellijn.
Klassenbreedte kb = bovengrens – ondergrens of
[pic 10]
klassenmidden [pic 11]
Bij het histogram en de frequentiegrafiek kan zich het probleem voordoen dat de klassen breedten niet even groot zijn. In dat geval bepaalt niet de frequentie, maar de frequentiedichtheid fd de hoogte van de staaf respectievelijk het punt.
[pic 12]
[pic 13]
stamdiagram is een envoudig manier om een verzameling data gegroepeerd ‘grafisch’ weer te geven, zonder de specifieke informatie te verliezen. Met een stamdiagram blijven alle individuele scores zichtbaar.
Opgaven
- Aan studenten zijn gevraagd hoeveel minuten ze onderweg zijn van hun huis naar de universiteit:
Tijd in minuten | frequentie |
0-<5 | 8 |
5-<10 | 12 |
10-<20 | 4 |
20-<45 | 6 |
Bereken de frequentiedichtheid per klasse
[0 – 5> : [pic 14]
[5 – 10> : [pic 15] = 2,4
[10 – 20> : [pic 16] = 0,4
[ 20 – 45> : [pic 17] = 0,24
- Hieronder zie je de frequentieverdeling van de leeftijden van de werknmeres van de firma Berkeloord:
Leeftijden werknemers | |
klasse | frequentie |
20-<25 | 2 |
25-<30 | 4 |
30-<35 | 9 |
35-<40 | 5 |
40-<45 | 3 |
45-<50 | 1 |
Bereken de relatieve cumulatieve frequentieverdeling
20-<25 2/24 x 100% = 8,3 %
25-<30 6/24 x 100% = 25 %
30-<35 15/24 x 100% = 62,5 %
35-<40 20/24 x 100% = 83,3 %
40-<45 23/24 x 100% = 95,8 %